Natuurlijk wist ik vanaf het moment dat ik hoorde dat mijn man overleden was, dat hij niet meer terug zou komen. Dood is dood. Ik geloof niet echt in wolkjes waar gestorven dierbaren naar beneden kijken en trots zijn op wat ze zien. Ik geloof ook niet dat er helemaal niets is, maar dat is misschien meer omdat die gedachte te pijnlijk is.
Maar als je verstand weet dat dood echt dood is, dat weg voor altijd weg is en dat een overledene niet meer terugkomt, betekent dat nog niet dat je hart het daar mee eens is.
In de eerste periode na zijn dood heb ik een deel van mijn leven zo ingericht als hij zou hebben gewild. Ik heb bijvoorbeeld nogal de neiging om van mijn auto een zooitje te maken. Lege flesjes, uitgespuugde kauwgompjes geplakt in een dubbelgevouwen kaartje van de parkeergarage, prijskaartjes van dingen die ik meteen wilde gebruiken en dus in de auto al van het nieuw gekochte item heb getrokken, lege zakjes winegums, of erger nog, een zakje winegums met alleen de groene en de gele er nog in. Mijn auto kan echt een zwijnenstal zijn. En Arno vond dat vreselijk. Hij was degene die geregeld de auto uitmestte en door de wasstraat haalde. En toen ging hij dood en was dat opeens mijn verantwoordelijkheid. En waar hij in leven me nooit heeft kunnen motiveren de auto te wassen, ging ik nu opeens geregeld door de wasstraat, ruimde ik lege verpakkingen direct op en toen het plantje wat ik gekocht had omgevallen was, stond ik diezelfde dag de kofferbak uit te zuigen. Ik geloofde niet dat hij me kon zien, maar wilde dat als hij dat wel kon, hij trots zou zijn op wat hij zag.
Als het heel goed met me gaat, ziet mijn huis er keurig uit. De dekentjes liggen niet verfrommeld op de bank maar zitten in een kist, er staat geen grote stapel afwas op het aanrecht en de schone was ligt opgevouwen in de kast. Als het heel slecht met me gaat, kan mijn huis er echter ook goed uitzien. Maar dan op een andere manier. Als het slecht met me gaat moet ik kasten uitruimen, uitzoeken, herindelen. Dan moet mijn kleding weer eens grondig geïnspecteerd worden en is de rommel in de schuur me een doorn in het oog.
En daartussen zitten ook nog verschillende fases waarbij ik varieer van totale nonchalance en de boel de boel laat omdat er belangrijkere dingen in het leven zijn dan een net huis, tot een dwangmatig staaltje OCD waarbij ook de gebaksvorkjes met de tanden allemaal dezelfde kant op moeten wijzen.
Arno was depressief. Hij was ontzettend ziek en erg ongelukkig. En toen ging hij dood.
En op al die aspecten heb ik geen invloed gehad, ik kon hem niet genezen en ik kon hem niet helpen. Ik had nergens de controle. En toen hij stierf viel er nog meer controle weg. Op de dag dat ik het hoorde zelfs letterlijk: ik moest spugen en ik plaste in mijn broek.
Met het vervolgens netjes houden van mijn auto, wilde ik controle afdwingen. En eigenlijk wil ik dat nog steeds. Ik maak bijvoorbeeld elke dag, echt elke dag, mijn bed netjes op. De gordijnen open, het raam open en het bed lijkt in een hotel te staan: met een strakgetrokken dekbed, een plaid, twee bontkleedjes en per hoofdkussen nog eens vier sierkussens.
Met twee setjes van vier bij elkaar kleurende sierkussens op je bed, heb je natuurlijk niet echt controle. Die kussentjes voorkomen niet dat iemand ziek wordt of doodgaat.
Ik denk ook niet dat mijn nabestaanden minder verdrietig zullen zijn als ze zien dat ik op mijn laatste dag mijn bed nog zo netjes heb opgemaakt. Het is allemaal maar schijn, de schijn van controle. En hoewel ik mijn leven vorm heb gegeven zonder Arno, hoewel ik mijn leven zo heb ingericht dat ik oprecht gelukkig ben, en hoewel ik weet dat dood echt dood is, hou ik er nog altijd rekening mee dat Arno misschien terugkomt. En dan kan mijn auto geen zwijnenstal zijn en is het bed opgemaakt. Het bed waar ik met een andere man nu slaap, hoe dubbel wil je het hebben?
En heel soms doe ik iets waarvan ik weet dat Arno het echt niet goed zou hebben gevonden. ‘Sorry’ fluister ik dan, en dat is al een hele stap. Want ik zeg ‘sorry’, maar doe vervolgens wel wat ik zelf wil. Ik leef steeds meer mijn eigen leven, in plaats van het leven waarvan ik denk dat het hem gelukkig zou maken vanaf die wolk waar ik niet in geloof.
Alles wat ik nodig heb om oprecht gelukkig te zijn, woont in mij. Ik weet diep van binnen wat ik nodig heb, ik ken mijn krachten en mijn zwaktes. En soms ben ik ontzettend dapper en durf ik, soms vind ik het heel eng en slik ik.
Maar iedere stap is er één.
Slik wat een verhaal . Moeilijk om te lezen maar ook fijn om over Arno te lezen . Goed hoe jij alles doet . Mijn huis is een zooitje . Ik heb er de puf niet voor . Niet alles is een zooitje want p helpt ook. Leven is zwaar en moeilijk .ik ben wel blij met jou site . Dank je xxx